Wie is Suusje van Dijk
Susanne (Suusje) wordt geboren op 5 december 1923 in Oss. Haar vader is Jacob van Dijk en haar moeder Gisella Heuman uit Gulpen. In 1925 krijgt Suusje een broertje, Isodor en in 1926 een zusje, Rosa. Als jongeman heeft Jacob een tijdje in Zierikzee in de manufacturenzaak van de Labzowski ’s gewerkt. Daar leert hij het vak van kleermaker. In 1928 besluit het gezin van Dijk Oss te verlaten en te verhuizen naar Zierikzee. In Zierikzee worden nog twee jongetjes geboren, Jozef in 1930 en Frits in 1935.
Vol energie en optimisme gaat de familie van Dijk in Zierikzee aan de slag om een nieuw bestaan op te bouwen. Ze zijn al snel ingeburgerd. Hun eerste woning is aan het Groene Weegje, maar ze zoeken al snel woonruimte in de stad met voldoende ruimte voor hun bedrijf en het gezin. Dat wordt gevonden in de Sint Domusstraat op nummer 17. De kleermakerij loopt goed en ze krijgen steeds meer klanten. Vooral herenkleding maar ook uniformen worden besteld voor de muziekgezelschappen op het eiland. De kledingstukken worden op de fiets bij klanten thuisbezorgd, ook buiten Zierikzee. Op zondag gaan ze naar de kerk en de kinderen gaan naar de Christelijke lagere school in ‘t Vrije. De familie van Dijk houdt wel de Joodse tradities in ere. ...
Suusje wordt een wat verlegen opgroeiende tiener. Na de lagere school gaat ze naar de bekende naaischool van het katholieke Cornelia Liefdehuis dat is gevestigd in huis ‘De Mossel’ aan het Havenpark. Dat is elke middag naar school met een groep meiden. Op deze modevakschool leert ze naaien, herstellen, patroontekenen en ze kan zelfs een costumière‑diploma halen. Eén van de leerlingen op de naaischool is Arendje Stoutjesdijk. Die is in 1941 aan de overkant in de Sint Domusstraat komen wonen. Suusje en Arendje worden hartsvriendinnen. Ze trekken veel met elkaar op. Elke zaterdagavond een rondje rond het Havenplein en Havenpark, de meisjes in de ene richting en de jongens in de andere, zo groeit de vriendenkring.
Suusjes vaardigheden als coupeuse zullen goed van pas komen in de kledingzaak van vader en ze droomt van een mooie toekomst … maar het wordt haar niet gegund.
Wat is er gebeurd
Op 10 januari 1941 moeten alle Joodse mensen zich laten registeren. Doe je dat niet dan riskeer je gevangenisstraf. Een dik jaar later, op 19 maart 1942, valt een brief op de deurmat. Die is van de Joodse Raad uit Amsterdam, doorgestuurd door de burgemeester van Zierikzee. Het bericht is schokkend: “De Duitsche autoriteiten hebben ons bericht dat Dinsdag 24 Maart a.s. de politie des voormiddags na 8 uur bij U thuis zal komen met het bevel Uw woning te verlaten en haar de sleutels te overhandigen. U moogt dien dag Uw huis niet verlaten vóór de politie U daartoe aanwijzingen geeft. De bedoeling is dat U dien dag naar Amsterdam verhuisd om U daar te vestigen. U moogt aan bagage zooveel medenemen als ieder gezinslid kan dragen. Van hetgeen U op deze wijze medeneemt moet U een lijst van den inhoud, ingevuld op bijgaand formulier, aan de politie overhandigen wanneer deze bij U komt. Uw bezittingen moogt U noch verkoopen, noch aan anderen overdragen …”
Buurman Piet Velthoven, die op nummer 28 aan de overkant woont, biedt Jacob nog aan het jongste kind in het gezin Velthoven op te nemen. Hoewel Jacob aangeeft weinig goeds te ververwachten van het gedwongen vertrek naar Amsterdam, voelt hij er toch niets voor zijn gezin op te splitsen. Twee dagen voor hun gedwongen vertrek neemt een verdrietige Suusje huilend afscheid van de familie Stoutjesdijk. Op 24 maart 1942 vertrekken ze uit de stad, samen met de 24 andere Joodse mensen. Ze sjouwen met koffers vol spullen, het hoognodige en laten verder alle bezittingen achter. Het afscheid van vriendjes en vriendinnetjes is hartverscheurend. Vanaf het Havenplein worden ze afgevoerd door het Vrijpoortje naar de tram en dan vanaf Zijpe verder met de veerboot naar Numansdorp en uiteindelijk met tram en trein naar Amsterdam. Vader en moeder beseffen dat de toekomst weinig goeds in petto heeft.
Ze komen in Amsterdam terecht in de overbevolkte Joodse kwartieren en worden bij familie en kennissen op verschillende adressen ondergebracht. Vader en moeder van Dijk vinden met de twee jongste kinderen onderdak in de Kromme Mijdrechtstraat nummer 14 II, in de Rivierenbuurt. Isidor en Rosa krijgen onderdak op een heel andere locatie, de Plantage Franschelaan in de Plantagebuurt: Isidor op nummer 34 en Rosa op nummer 19. Suusje wordt in het centrum in de Den Texstraat bij een tante ondergebracht op nummer 41 in de wijk Weteringschans. Vanaf mei 1942 moeten joden van zes jaar en ouder verplicht een gele ster dragen. De ster lijkt op een Davidsster, een joods religieus symbool. Nu is voor iedereen zichtbaar wie joods is. steeds meer beperkingen worden opgelegd en het ‘Verboden voor Joden’ verschijnt op steeds meer plaatsen. In juli 1942 vinden er in Amsterdam omvangrijke razzia’s plaats. Ze wachten met angst en beven de verdere gebeurtenissen af.
Suusje schrijft vanuit haar zolderkamertje vijf brieven naar haar hartsvriendin Arendje Stoutjesdijk. Ze laat de brieven optimistisch klinken en vraagt met veel belangstelling hoe het gaat met haar vrienden in Zierikzee. Tussen de regels door klinkt wanhoop en vooral een gebrek aan voedsel. Ze geeft een bijzondere inkijk in de ellendige omstandigheden van de Joodse gemeenschap in 1942 Amsterdam.
Suusje, vader en moeder, zus Rosa en haar broertjes Jozef en Frits krijgen op 3 september 1942 bericht dat ze zich moeten melden voor transport naar het doorgangskamp Westerbork. Ze mogen een koffer of rugzak meenemen met enkele kledingstukken. Geld en andere kostbaarheden worden direct afgepakt. Vader en moeder overwegen onder te duiken, maar met een groot gezin met vijf kinderen is dat ondoenlijk. Broer Isidor die op een ander adres is gehuisvest blijft achter en wordt pas later bij een razzia opgepakt.
De volgende dag wordt het gezin op transport gezet naar Auschwitz. Daar aangekomen worden de mannen gescheiden van vrouwen en kinderen. Op 7 september 1942 worden Moeder Gisella (44), Suzanne (18), Rosa (15), Josef (12) en Frits (6) daar vermoord. Vader Jacob (47) wordt geselecteerd voor dwangarbeid. Hij wordt op 31 maart 1944 om het leven gebracht. Isodor (18) komt pas in juni 1943 aan in Westerbork en gaat op 1 juni 1943 op transport naar Sobibor en wordt enkele dagen later omgebracht. Het is niet te beschrijven wat Suusje en haar familie hebben meegemaakt.
De enige foto van een lid van de familie van Dijk is een groepsfoto van een vriendengroep met linksboven Isidor van Dijk. De foto is genomen in januari of februari 1942, op het ijs van het zwaar bevroren Havenkanaal. Dit is een maand voor het noodlottige bericht van het gedwongen transport naar Amsterdam. Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, nr. ZZE-0812
Foto van Arendje Stoutjesdijk, de vriendin van Suusje. Foto beschikbaar gesteld door de familie Kouwenberg. Van Suusje en de overige leden van het gezin van Dijk zijn geen foto’s bekend.
De Sint Domusstraat in 1930. Koeriers met bakfietsen verzamelen zich voor het Sint Jacobshofje. Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, nr. ZS-1541
Suusje schrijft vanuit Amsterdam vijf brieven naar haar hartsvriendin Arendje Stoutjesdijk. Deze briefjes zijn opgenomen in het Zeeuws Archief. Ze geven een bijzondere inkijk in de ellendige omstandigheden van de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Handschriftenverzameling, Brieven van Suusje van Dijk, nr. 489/343, Brief nr. 2, Zeeuws Archief.