Wie is François Kloppert
Jan Kloppert is geboren in de Nieuwe Boogaardstraat 24 in Zierikzee in 1899. Na de HBS gaat hij volgens traditie studeren in Delft, maar vindt de kroegen veel aantrekkelijker dan de boeken. Zijn vader wil zijn jongste ‘loschbol’ naar een tante sturen in Den Haag om daar een hbo-opleiding te volgen. Dat ziet Jan niet zitten en vertrekt prompt naar voormalig Nederlands-Indië, waar hij planter wordt voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij bij Kemantran op Java. Als hij op een dag naar de fabriek van Ruseler in Bandoeng gaat voor een nieuw machineonderdeel, ontmoet hij de dochter van de fabriekseigenaar: Cornelia Wilhelmina (Corry) Ruseler. Ze trouwen en vijf jaar later, op 13 maart 1931, wordt hun zoon François Adriaan geboren in Breda. Weer drie jaar later krijgt François een zusje, Nelly Louise. Daarna verhuist het gezin naar Soember Hardjo, een suikerrietonderneming bij Tegal, waar Jan chef aanplant wordt. Hun jongste zoon Jantje wordt in 1938 te vroeg geboren. Corry raakt tien dagen in coma en Jantje overlijdt vlak na de geboorte. ...
Na deze tragische gebeurtenis gaat het leven op Soember Hardjo gewoon door. Corry doet het fijne naaiwerk en licht huishoudelijk werk, ze tennist met vriendinnen, zit in een kookclubje en danst op feestjes in de soos. Kokkie, de huishoudster, zorgt voor de kinderen, kookt en houdt toezicht op het werk van de vaste krachten en dagloners. Vader Jan is van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat op de plantage of in de fabriek. François is met zijn zonnige, avontuurlijke karakter de lieveling van Corry.
Wat is er gebeurd
Een maand na de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 valt Japan ook voormalig Nederlands-Indië aan. Vader Jan moet onder de wapenen. Nadat eind februari 1942 Japan de geallieerde vloot verslaat in de slag op de Javazee, worden de Nederlandse mannen van de onderneming als krijgsgevangenen afgevoerd en vluchten de vrouwen en kinderen de bergen in. Maar na een paar maanden moeten ze daar weg, omdat de lokale bevolking vreest voor de wraak van de Japanners. François is inmiddels elf jaar.
Corry en de kinderen krijgen gelukkig onderdak bij een goede relatie van haar, meneer Gorzeman, de baas van de grote, rijke suikeronderneming Nieuw Tersana. François waant zich in het paradijs: het huis lijkt wel een paleis en de tuinen zijn prachtig. In 1942 moeten alle Europeanen zich verplicht laten registeren, waarna ze in fasen geïnterneerd worden in kampen. Ook Corry en de kinderen zijn in januari 1943 aan de beurt: ze gaan op transport naar kamp Kareës, een woonwijk in Bandoeng. Samen met andere gezinnen zitten ze in een klein huisje aan de Tampomas nummer 19. François ziet ook deze verandering als een groot avontuur en heeft binnen de kortste keren nieuwe vriendjes met wie hij kan tollen, boompje verwisselen en stokvechten.
Maar naarmate de tijd vordert, wordt de sfeer grimmiger. De poort gaat definitief op slot, samenscholingen zijn verboden en het appèl duurt steeds langer. Vanaf april 1944 moeten alle jongens van tien jaar en ouder in kamp Kareës naar een centraal punt komen. François is helemaal opgewonden: ‘We gaan wat beleven jongens!’ roept hij steeds. Ze klimmen op een vrachtwagen in een open laadbak met horizontale planken eromheen. Tussen een spleet door ziet François zijn moeder huilen. ‘Niet huilen moeder, ik wil je lachend herinneren!’ En daar gaat hij dan, twaalf jaar oud, uit alle macht lachend en zwaaiend tot ze uit zicht zijn. Het duurt niet lang voordat ook Corry en Nelly afgevoerd worden. Zij gaan in snikhete, stampvolle treinwagons naar kamp Tjideng in Batavia (nu Jakarta). In een overvol huis bivakkeren ze op twee vierkante meter in een hoek van de woonkamer. Kampcommandant Sonei, later bekend als de beul van Tjideng, is wreed en wispelturig. Terwijl de gevangenen maar één afgestreken pollepel rijst en één eetlepel groente per dag krijgen, moeten ze toezien dat de apen in hun kooi zoveel bananen krijgen, dat ze liggen te rotten op de grond. En voor straf sluit hij regelmatig urenlang de waterkraan af.
Nadat op 15 augustus 1945 de oorlog in voormalig Nederlands-Indië eindelijk voorbij is, loopt François, nu 14 jaar oud, ineens doodleuk Tjideng binnen! Hij steelt de show met een veel te groot militair uniform, vooral over de koppelriem raakt hij niet uitgepraat. Daarentegen rept hij met geen woord over het kamp waar hij heeft gezeten of wat daar is gebeurd. De komende maanden kunnen ze kamp Tjideng nog niet verlaten, dat is te gevaarlijk. Want tijdens deze Bersiapperiode richten de Indonesische vrijheidsstrijders hun woede op iedereen die verondersteld wordt de koloniale orde te willen herstellen, zoals de Nederlanders. Dan krijgt moeder een briefje van haar man Jan via het Rode Kruis: ‘Ga naar Holland met de kinderen.’ Jan heeft de dwangarbeid aan de dodenspoorweg Pakan Baroe op Sumatra overleefd, maar zit nog vast in een enclave in Palembang in Zuid-Sumatra. In december 1945 vertrekken ze zonder Jan met het Britse vliegdekschip HMS Venerable naar Ceylon (nu Sri Lanka) waar ze drie maanden in quarantaine moeten. Pas daarna vertrekken ze naar Rotterdam aan boord van de Nieuw Amsterdam.
Inmiddels is het april 1946, François is net 15 jaar, als ze broodmager, berooid en dakloos arriveren in Zierikzee bij oom Jan en tante Mien Hoogstra, de zus van Jan Kloppert, op de Varremarkt 5. Op dat moment zijn Jan en Mien nog in diepe rouw om het overlijden van hun zoon Sjoerd Sander Hoogstra in september 1945 vlak na zijn terugkeer van dwangarbeid in Duitsland. Vader Jan Kloppert voegt zich twee weken later bij hen. François herkent hem haast niet zoals hij daar kleintjes en gebogen op de stoep staat. Uitgemergeld en zijn rug vol littekens is hij mentaal en fysiek een gebroken man.
Beide gezinnen pakken langzamerhand hun leven weer op, tot die noodlottige zondagochtend 9 februari 1947. François en Nelly zijn voor het eerst alleen thuis. François zit op zijn zolderkamer, de voormalige kamer van zijn neef Sjoerd, te vijlen aan een van de vele oorlogsschatten die hij in de duinen gevonden heeft: een metalen buisje gevuld met, zo blijkt later, trotyl (TNT). De explosie slaat een gat in het dak, Nelly vliegt de trap op, en vindt haar broer met een opengereten buik en een afgerukte hand dood in een grote plas bloed. Nog jaren daarna praat men in Zierikzee over dit onvoorstelbare drama dat beide gezinnen getroffen heeft zo vlak na de oorlog.
François is begraven op de Algemene Begraafplaats in Zierikzee, vlakbij zijn neef Sjoerd. In de jaren zestig en zeventig worden hun moeders bijgezet in de graven van hun zonen. Nelly, 91 jaar oud, vertelt nog bijna iedere dag over het noodlot van haar broer François. De zegelring van haar vader, die haar moeder al die tijd in de kampen meegesmokkeld had, doet ze nooit af.
Vader Jan Kloppert met zoon François in zijn armen in 1931, Kemantran Java, Foto familiearchief Kloppert.
Moeder Corry Ruseler-Kloppert met François op de arm in 1931 in Kemantran Java. Familiearchief Kloppert.
Portret van François, getekend in mei 1943 in het interneringskamp Kareës in Bandoeng op Java. Het is mogelijk getekend door een Jac. Dumont. Moeder Corry en haar twee kinderen, François en Nelly, zijn dan nog samen. In april 1944 wordt Francois opgesloten in een jongenskamp en Corry met dochter Nelly in het kamp Tjideng in Batavia (nu Jakarta). In augustus 1945 wordt Java bevrijd van de Japanse bezetting. Afbeelding familiearchief Kloppert.
François Kloppert in 1946, in padvinders uniform. Scouting Zierikzee is in september 1945 opnieuw opgericht. Foto familiearchief Kloppert.
Het woonhuis van de familie Hoogstra in het midden, Varremarkt nr. 5 in Zierikzee, gefotografeerd vanaf de Dikke Toren in 1950. Zeeuws Archief nr. DIA-0592.